China en het gat in het geheugen van het Westen
Datum: di 10-07-2012. In: Verhaal & Actualiteit
Als we de China vergelijken met het Westen staat China in het voordeel. Deze stelling uit het boek When China rules the World van politicologieprofessor in Peking en Londen, Martin Jacques, kon wel eens bewaarheid worden. Eerder dan men zou denken (en willen). Vergeleken met China staan we economisch maar vooral ook cultureel en mentaal in het nadeel. Qua zelfvertrouwen, sociale samenhang en politieke besluitvaardigheid is het Westen bezig zichzelf de afgelopen decennia tot voorwerp van spot te maken. Aan zoveel welvaart en voorspoed zoveel onzekerheid koppelen is een prestatie van jewelste. Je kan daar, breedsprakig en vrijblijvend, analyses op los laten, zoals zoveel gebeurt. Je kan het ook simpel samenvatten als volgt: China kent zichzelf, het Westen niet. Wie aan zijn toekomst bouwt moet zijn verleden kennen. Dat weten ze in China beter dan bij ons.1
Waarop onze ‘Judeo-Christelijke cultuur’ nou in feite voortbouwt weten wij niet. Wat heeft die amnesie veroorzaakt? Verlies van een collectief geheugen is geen kleinigheid. Met huiveringwekkend radicalisme moet daar, pak hem beet tussen 500 en 1000, iets met groot geweld tekeer gegaan zijn. Ik houd het op een schrikbewind gedurende die vijf eeuwen. Tempels, rituelen, voorouders en helden, zij werden bespottelijk gemaakt en zo verbannen uit het geheugen. Dan weer in materiële zin vervangen en verwoest. De terugweg naar het tijdperk van voorouderverering is voor ons nabestaanden afgesloten. Over pre-christelijke culturen in onze regio is ons zo goed als niets bekend.2
We doen in onze tijd aan ghost fishing. Een metafoor die, zo hoort dat ook met metaforen, mezelf verraste toen ik haar – nog niet als metafoor – in een krantenartikel tegenkwam over visnetten op de Noordzeebodem. Eenmaal verloren voor de visser en tussen wrakstukken verward geraakt blijven die netten eeuwig doorvissen. Ze staan model voor het totalitarisme waarmee de zielen van de pre-christelijke Europese mens destijds – met hoeveel eigen overtuiging weten we niet, maar de boeken van Ramsay MacMullen geven weinig hoop wat dat betreft – gevangen zijn genomen. Maar die vervolgens, eenmaal losgekomen van het schip, zoals het christendom is losgekomen van het staatsgezag, door bleven vissen.
Op wat? Op wat zich ondanks alles wilde blijven voortplanten, zoals natuur- en voorouderverering. We kennen ons verleden niet op dit gebied, maar wat we zeker weten is dat dergelijke zaken, die nog steeds in volle glorie overeind staan in een – communistisch! – land als China, blijvend worden weggezuiverd uit ons leefmilieu.3
Dat gaat vaak reflexmatig. Zonder vooropgezet concept. Een journalist, verwikkeld in een vraaggesprek met iemand uit Afrika of Azië, die het gesprek afbreekt op het punt waarop diegene het belang van zijn of haar tradities of extended family uiteen wil zetten. Een mediëvist die zijn materiaal zo inricht dat het verlies aan historisch inzicht in genoemde eeuwen triviaal blijft, klaarblijkelijke geschiedvervalsingen in levensbeschrijvingen van heiligen en vorsten ongenoemd latend. Een Verklaring voor de Rechten van de Mens die de volkeren der aarde dicteert hoe zij hun vrijheid moeten invullen zonder referenties aan natuur- en voorouderverering. Een milieubeweging die als vanzelfsprekend kijkt naar hoe natuurvolken het doen zonder te verwijzen naar de eigen voorouders. Een vooruitgangsideaal dat om dezelfde reden in zichzelf gevangen zit. De weg terug is ook daar geblokkeerd. Er is geen ander motto denkbaar dan vooruitgang, groei. Dat het bekeringsideaal, of dat nu christelijk of socialistisch is, daarmee verweven is, heb ik in mijn Kernverhaal op deze website opgenomen.
Mijn laatste voorbeeld van een in een verzonken net verstrikt geraakte vis over pre-christelijke tijden is uit het protestants-christelijke schoolboek Toen en nu. Nog steeds geldt dit als de beste verhalende geschiedschrijving in het Nederlandse onderwijs ooit. Weliswaar uit 1927, maar toch aardig als voorbeeld. De schrijvers E. G. van de Hulst & R. Huizinga kwamen toen nog, in het hoofdstuk “Hoe het Christendom kwam”, weg met “De eeuwen van het heidendom waren donker en droef. Ze leken wel een duistere nacht vol angst en boosheid.” En “wij lachen om de dwaze menschen van dien ouden tijd” met hun “oude, dwaze verhaal van Thor en Donar”, “wij lachen om die dwaze voorouders van ons die hun dolle feest vierden”. Ik weet wel, daar zouden we ons nu voor schamen. Maar dit – met reden – veelgeprezen geschiedenisboek heeft menig Nederlander tot op heden van dit soort van alle feiten losgeraakte denken overtuigd. Een betrouwbare correctie van het erin geschetste beeld is er nog steeds niet.
Cultuur ligt denk ik aan de basis van geld verdienen. Niet andersom. Zolang we ‘groei’ uitdrukken in geld zal het in feite om cultuur gaan. Eerder dan om geld alleen. Wie zijn cultuur op orde heeft staat – ook in andere opzichten – het sterkst. Zodra de invloeden van China bij ons merkbaar worden in het dagelijks leven, zoals dat nu zo is met de VS, is het zaak op eigen benen te kunnen staan. Hoe minder we gekoloniseerd hoeven te worden door een – nu nog – superieure en daar door iedereen gedeelde volkscultuur, hoe beter. Het gat in ons geheugen moet daarom gedicht. Liever vroeg dan laat. Een project als van een Canon van Nederland – of van de Beemster, ons werelddeel of zelfs de wereld als geheel – verdient daarom in alle opzichten meer en kwalitatief verfijndere, publieke aandacht. Te beginnen met een nationaal debat door zowel voor- als tegenstanders.
- Nergens vinden wij een zo rigide [historische, literaire en filosofische] canon die zo langdurig [tot 1911] gerespecteerd is als in China”, aldus Douwe Fokkema en Elrud Ibsch in Literatuurwetenschap & cultuuroverdracht (Muiderberg 1992, p. 57). In het veelgeroemde boek van Martin Jacques, When China rules the World (London 2009), krijgt de lezer met de regelmaat van de klok voorgehouden hoe goed Chinezen – tot en met de taxichauffeurs aan toe – op de hoogte zijn van hun geschiedenis, hun filosofen en hun grote dichters, en dat zij die ook telkens raadplegen waar iets nieuws staat te gebeuren. Zie ook de Nieuws Blog op deze website: “Hoe Yu Dan ons een lesje leert”.
- Richard Fletcher schrijft daarover in zijn The Barbarian Conversion: from Paganism to Christianity (Berkeley 1997, p. 4, 9): “If we ask ourselves the question, ‘What were Germanic kings converted from?’ we have to confess that we don’t know much about it and never will. Most of the traces of Germanic paganism have been diligently obliterated by its Christian supplanter. … For the historian the study of early medieval conversion can be bewildering; a game played in swirling mist on a far from level playing field in which unseen hands are constantly shifting the dimly glimpsed goalposts.”
- In zijn The Interpretation of Cultures (New York 1973, p. 125), schrijft Clifford Geertz in het opstel ‘Religion as a cultural system’ dat zijn ongenoegen over de culturele antropologie op het gebied van de religie de verwaarlozing van het belangrijkste daarin betreft. Namelijk de betekenis van voorouderverering bij het regelen van politieke kwesties, geestenverering bij het regelen van landbouwpraktijken en initiatieriten. Waar het aan ontbreekt is “the most general common-sense view of what ancestor worship, animal sacifice, spirit worship, divination, or initiation rites are.” Als ik kijk naar de magere en vaak manke uitleg bij de foto’s en objecten met betrekking tot voorouderverering in de tentoonstelling De dood leeft in het Tropenmuseum vrees ik dat inmiddels weinig is veranderd. Jacques benadrukt in het genoemde boek – dat een uitzondering vormt op de regel van Geertz – op p. 119 dat ook de moderniteit in Azië alleen begrepen kan worden via het begrip voor rituelen en gewoontes, meer dan door de materiële ‘hardware’ van de welvaart, de defensie etc. “For the First time a declining West will be required to engage with other cultures and countries on a far more equal basis and obliged to recognize and learn from their strengths” (p. 560).