Wat stelt groepsgevoel nog voor? En wat kunnen we ermee?
20 september 2010. In: Verhaal & Actualiteit
Naar een voorstel van Edward van Erp
Nationaal’ stelt weinig voor
Hoe harder je bij het WK voetballen staat te schreeuwen, hoe gekker je je uitdost om maar op te vallen, deste meer heb je blijkbaar te verbergen dat het eigenlijk niks voorstelt, dat ‘nationale’ groepsgevoel. Hoe meer je jezelf staat op te fokken om een groepsgevoel te kweken (joelen bij het optreden van een artiest is ook zoiets dat in de mode is geraakt), hoe minder groepsgevoel er is. Hoe meer we zogenaamde ‘Nederlanders’ zijn, deste minder hebben we zo te zien met onze buurt of dorp en/of familie. Is dat erg? Ja, dat is erg. Waarom? Omdat groepsgevoel, als het er is, voor kinderen een warm nest is. Hoe killer het in dat nest is deste zwakker sta je later in de wereld. Deste banger, nerveuzer en asocialer word je in het dagelijks verkeer. Zo krijg je steeds meer mensen die de pest aan alles hebben.
Gebrek aan groepsgevoel houdt in het Westen al eeuwenlang de gemoederen bezig. Eenzaamheid is een probleem. In het boek over Don Quichot is dat nog niet aanwezig, bij Alleen op de wereld al wel. Nergens bijhoren is een thema dat in bijna alle grote en kleine literatuur van de laatste eeuwen voorkomt. Logisch, men wil zichzelf herkennen in boeken en verhalen. De eenzame zoeker naar een familielid (het verweesde kind als plaatsvervanger voor volwassen eenzaamheid), een partner, een verloren liefde. Veel liedjes die daarover gaan. André Hazes vertolkte dat smachtende gevoel als de beste.
Wat helpt is individualiseren, volgens intellectuelen die naar hun mening wordt gevraagd. Dat betekent dat je al heel vroeg leert dat alles in de wereld alleen om jou draait. Jouw keuzes, jouw toekomst enzovoort, enzovoort. Daar moet je dan wel de middelen voor hebben. Zoals zelfstandig uitgaan, kleren kopen, je vrienden kiezen. In plaats van in een groep te worden opgevoed zoek je dan je eigen groep. Maar daar heb je weer hetzelfde liedje: hoe meer die groep zich uitdost om apart te zijn, ‘de punker’, ‘de gothic’, of welke groep dan ook, hoe meer nep en hoe minder groepsgevoel er eigenlijk is. Wat volgens diezelfde intellectuelen het beste helpt is helemaal geen groepsgevoel ontwikkelen. De ware individualist dus. Dat is niet direct degene die erbuiten valt op school en gepest wordt (met de extra makke dat je dan ook nergens anders bij hoort!), de individualist is eerder de nerd, de hobbyist of de dromer die wel met anderen een beetje overweg kan maar zich nog liever terugtrekt in zijn binnenwereldje. Het soort gedrag dat je nog het meest tegenkomt in de ‘betere kringen’. Vandaar dat meestal de hoger opgeleide het individualisme noemt als oplossing voor het probleem.
Individualiseren is een lapmiddel
Individualiseren is een lapmiddel, voor mensen die het ermee kunnen doen. Zij doen alsof ‘de vrijheid van de individu’ boven de problemen uitstijgt. Alsof iedereen, mits hij of zij maar meegaat met de ‘eigen keuze’ en ‘ieder voor zich’, een groot geluk en zaligheid te wachten staat. Als ik naar winkelende mensen kijk dan straalt mij geen gelukzaligheid tegemoet. Toch maken deze mensen aan de lopende band eigen vrije keuzes en hebben ze ook nog genoeg geld om die keuzes te betalen.
Vrijheid (en al helemaal niet geld) maakt mensen niet automatisch gelukkig, vrolijk, vriendelijk of gezellig. Goed terecht gekomen groepsgevoel wel. Maar onmiddellijk gaan bij hoger opgeleiden de alarmbellen rinkelen. Nee, nee! Géén groepsgevoelens! Dan zet je de mensen juist tegen elkaar op! Voor je het weet is het ‘wij’ (van ‘Bij ons in de Jordaan’ bijvoorbeeld, zoals in mijn jeugd in de Staatsliedenbuurt in Amsterdam door vrolijke mensen op straat werd gezongen, met ‘Mijn wiegie was een stijfselkissie’ er meteen achteraan) veranderd in ‘xenofobie’, angst voor vreemdelingen, vijandigheid tegenover ‘zij’. Dat is voorgekomen in de geschiedenis, daar kan je enge voorbeelden bij halen. Dus is het regel, punt. Men gaat maar liever naar huis om eigen Cd’s te beluisteren, te genieten van de eigen wasmachine en het televisieapparaat. Je kan ook, als je dat prettig vindt, in je eentje meezingen met André Hazes. Of samen met iemand in de kamer, dat mag natuurlijk ook. Je kan ook naar een club gaan van eigen vrije keuze en daar met vreemde mensen kennismaken.
Volgens individualisten zijn er kansen genoeg om groepsgevoel te kweken. Je moet er alleen wel wat voor doen, initiatief tonen, niet thuis gaan zitten kniezen! Dat ouders en/of grootouders van veel van dergelijke individualisten zitten te verpieteren, dat zij hun buren alleen kennen van het vuilnisbakken buiten zetten, dat zij hun derde scheiding net achter de rug hebben, regelmatig aan depressies lijden of hun zoon of dochter zich al maanden opsluit in zijn/haar kamer, dat doet niets af aan hun ideaal van voor iedereen gelijke kansen en ieder voor zich. Voor elk wat wils is de boodschap die we bij alles voorgeschoteld krijgen. Of je nou een baan zoekt, een partner of een tijdverdrijf, je kan het tegenwoordig allemaal in je eentje op je personal computer vinden.
Wat was er eerder, de kip of het ei, internet of de vereenzaming van de maatschappij? Het sluit wel mooi bij elkaar aan, die nieuwe vondsten om je te vermaken. Heb je toevallig niks te doen, ga dan niet de deur uit om wat bij te kletsen met de buren of een kennis, maar pak je spelletje, je iPod of je DVD om lekker in je eentje te gaan gamen, luisteren of kijken. Alles beter dan groepsgevoelens, volgens die belangrijke groep mensen naar wie geluisterd wordt. Dat precies het omgekeerde waar is, dat niet groepsgevoelens mensen wantrouwend en vijandig maken maar juist de afwezigheid ervan of het onder druk zetten ervan, dat past niet in het denkraam van de ideologie die hier de dienst uitmaakt. Welke ideologie dan ook, linksom of rechtsom, ze kan op dit gebied als je het mij vraagt alleen maar kwaad uitrichten.
Volkskundigen kennen eigenschappen, voorwerpen en rituelen die bij ‘ons Nederlandse groepsgevoel’ zouden horen. Het is zoals het er staat, het is kennis van volkskundigen. Amateurs of professionals, dat doet er hier niet toe. Groepsgevoel ontwikkel je niet door kennis op te duiken en daar dan wat mee te gaan doen. Bij het soort kennis van volkskundigen ontgaat je al gauw de lust om je erin te willen herkennen. Op één hoop gegooid met ‘kenmerken’ van andere culturen, buurten of groeperingen vergaat je de lust om dat eigene, dat meer is dan alleen die ‘kenmerken’, te willen delen met een ander. Net zoals een ‘wijkagent’ uit Arnhem niet direct goed functioneert in Amsterdam, zo is dat ook met die volkskundigen: je moet ‘erbij horen’ voor je er iets zinnigs over zeggen kan. De maatschappij is bezig dit soort misvattingen overal toe te passen. Mensen die zonder ergens bij te horen toch de dienst uitmaken. In het onderwijs, in bedrijven, bij gidsen die je ergens rondleiden, journalisten die haast nooit de juiste vraag in de juiste context stellen.
Oude tradities nieuw leven inblazen is een leuke hobby, je familiegenealogie napluizen ook. Ik bedoel met ‘nep’ dat dat soort bezigheden compensaties zijn voor wat er feitelijk ontbreekt: een ‘cultuur’ die door iedereen gedragen wordt, waarin groepsgevoelens vanzelfsprekend zijn. (Ik was een keer op 1 april in Den Briel en het jaarlijkse feest dat zich daar voltrok kwam al een heel eind in die richting, moet ik zeggen. Zo zijn er vast nog wel meer in ere gehouden tradities in ons land te vinden. Deze allemaal dus niet te na gesproken.
Wat kunnen we er wel mee?
Als we deze waslijst van problemen bij elkaar zien, dan is er lijkt mij reden genoeg om werk te maken van dat groepsgevoel. Maar hoe pakken we dat aan? Zonder genoegen te hoeven nemen met goedbedoelde nep. Nu loop ik al een tijd lang rond met een idee, maar waarmee ik in aanvaring kom met andere ideeën die nog min of meer gemeengoed zijn in onze contreien. Namelijk ideeën over het geloof. De claim op het alleenrecht van het geloof is door de Katholieke Kerk in een concilie in de jaren ’60 opgegeven. We hebben bovendien staatsrechtelijk een lang bevochten vrijheid om te stemmen en voor onszelf te kiezen. Waarom zou ik dan nog moeilijk doen over dingen uit het verleden? Omdat ik het niet heb over dingen uit het verleden maar over dingen uit het heden. Wie iets mist wat bij hem hoort, moet daarnaar op zoek gaan, dat lijkt me redelijk. Wat we missen is gezamenlijke vrolijkheid over dagelijkse dingen om ons heen. Het christendom heeft niet alleen cultuur (dus groepsgevoel, saamhorigheid, met mooie vieringen en al) gebracht, maar ook weggenomen. En laat dat nu precies datgene zijn waartegen het geloof zich eeuwenlang gekeerd heeft. We zijn dat dus verleerd, zo simpel is het. Terwijl in veel religies de natuur wordt gevierd, vereerd, voorouders die de dingen om je heen gemaakt en uitgedacht hebben, hebben wij geleerd in juist die zaken een kwaad te zien. (Hoe mooi gezongen ook, het klinkt altijd weer als een wonderlijk geloof, als je bijvoorbeeld naar deze tekst van een Bachcantate luistert: “Nichts was mir gefällt besitzet die Welt, nichts, nichts, nichts”, niets wat mij behaagt heeft deze wereld mij te bieden, niets, niets, niets.)
Wat ik beweer is niet dat we nog steeds leren in natuur en voorouders een kwaad te zien, maar dat we ook nog steeds níet hebben geleerd om daarin het goede en het vrolijk makende te zien. Daarom heeft het weinig zin om met zijn allen oude dansjes uit de doos te halen, oude liedjes te gaan zingen en oude voorouders te herinneren, als dat een vrijetijdsgebeuren blijft waar niemand zich echt druk om hoeft te maken. Zolang we blijven recreëren blijven we vrijblijvend. Mijn idee is daarom, als het religieuze in ons (in velen van ons althans) dat tenminste toestaat, die bezigheden uit de marge naar het midden van de maatschappij te halen. Namelijk naar het basisonderwijs. Voorouderverering in het onderwijs, ziet u het zitten? Ik wel. Waarom? Omdat zij, die voorouders, van zich uit pure leerstof zijn. Zij zijn de uitvinders, de pioniers die wat we om ons heen zien hebben vormgegeven. Zij worden om die reden dan ook overal op de wereld (behalve dus bij ons, het Westen) voortdurend in gedachten gehouden met hulp van rituelen, feesten en wat dies meer zij. Geschiedenisles, aardrijkskunde, natuurkunde en biologie, en niet te vergeten mooie verhalen, dus literatuur, dat alles zit aan voorouderverering vast.
Nadat ik daar een jaar of wat mee rondgelopen had en er vanuit mezelf over gestudeerd had, kwam ik op het idee van een heldenboek voor in het basisonderwijs. Met heldenkalender en al. Nadat ik daarover in tijdschriften geschreven had en instellingen (waaronder het ministerie van onderwijs destijds) benaderd had, werd het idee een aantal jaren later door onderwijscommissies overgenomen in plannen voor een ‘canon’. (Mij werd daarbij niets gevraagd, alsof mijn voorwerk niet bestond. Ook al betreft het hier een nog uniek idee voor het onderwijs in het moderne Westen. Spijtig genoeg voor mij, maar dat is verder een probleem waar ik u niet mee lastigval.) Het gaat er nu maar om om dat idee van een ‘canon’ zo te implementeren dat het een succes wordt.
Het vieren van de dingen met een heldenatlas
Het idee is, om met zo’n ‘canon’, of ‘heldenatlas’ zoals ik het destijds genoemd had, rond bekende namen en gebeurtenissen uit het verleden een breed maatschappelijk gedragen ‘viering’ te organiseren. Net zoals een Koninginnedag, een Dodenherdenking of een Sinterklaasfeest. Maar dan op zo’n manier dat er met een minimum aan inspanning en tijdverlies een maximum aan feestgewoel bereikt wordt. Daar komt de heldenkalender goed van pas. Om met iets luchtigs te beginnen: een Annie M.G. Schmidt-dag op haar verjaardag, 20 mei. In de klas een kwartiertje voorlezen uit haar werk of over haar vertellen, misschien een klein project of een excursie. In de boekwinkels haar boeken in de etalage, in de bieb en op tv iets over haar. En dat jaarlijks, tot er een ‘cultuur’ ontstaat die vanzelfsprekend en gewoon geworden is. Geen hype, hysterische bevlieging of sensatie, zoals we die de laatste tijd blijkbaar zo nodig hebben, maar met zijn allen delen in een pedagogisch feestje. Waarbij de kunstenaar gevraagd wordt zijn onmisbare bijdrage te leveren om vorm te geven aan dat feestje. Bij voorkeur met verhalen, beeltenissen en toneel.
De voordelen zijn legio. Ten eerste raak je als ouder meer betrokken bij wat op school geleerd wordt, door bijvoorbeeld actief mee te ‘vieren’ of de verhalen thuis nog eens te laten navertellen door je kind. Ten tweede ontstaan er door dat ‘nationale’ voorbeeld plaatselijke brandhaarden met eigen heldenatlassen en eigen vieringen en rituelen. Zoals dat nu al overal gebeurt met plaatselijke canons. Ten derde, en daar wordt maar al te makkelijk aan voorbij gegaan, de kunsten kunnen, door hun diensten te verlenen, zich op een nieuwe leest gaan schoeien. Van vermaak voor uitpubliek (de Efteling, de musical, maar ook musea, boekerijen en concerten) naar langzaam rijpende en uiteindelijk volgroeide inspiratiebronnen voor iedereen. Want wat voor kinderen geschikt is hoeft niet perse voor kinderen alleen te zijn. En tenslotte niet te vergeten, de bedrijvigheid en handel die zich kunnen ontspinnen rond zo’n thema, met een groot PZ-stempel erop van pedagogisch zinvol.
“Ze verplichten je om andermans voorouders te vereren”, heb ik nogal eens als bezwaar gehoord. En Jezus dan? En Sinterklaas? En Nelson Mandela? Schrappen uit ons collectieve geheugen omdat zij ‘andermans voorouders’ zijn? Tot onze stomme verbazing zullen wij merken dat overal op de wereld voorouders, inclusief ‘andermans voorouders’, vereerd worden in grote vreedzaamheid en, ondanks grote tegenslagen in het dagelijks leven, tot blijdschap en geluk van iedereen. We moeten als westerlingen onze boontjes zelf doppen. Van nabootsing wordt je niet veel wijzer. Wat ik maar wil zeggen is dat het langzamerhand hoog tijd wordt om voor het bevorderen van groepsgevoelens – met een flinke dosis daadkracht en ook vooral plezier – aan de slag te gaan.
Stel dat je bij elkaar zo’n tiental vieringen per jaar hebt, bij wat er al is aan vieringen, zo eens per maand een viering erbij, op school, als inspiratiebron, met het accent op de eigen omgeving (in de Jordaan in Amsterdam bijvoorbeeld Johnnie Jordaan, Theo Thijssen en Anne Frank, of voor welke omgeving dan ook belangrijke gebeurtenissen en personen; voor wie bijvoorbeeld moslimkinderen in de klas heeft de profeet Mohammed op Id ul Maulid, diens geboortedag, en vult u zelf maar aan), dan kunnen deze in elkaar gaan haken en, bij gebleken succes, zich uitvergroten tot een door eenieder gedeeld genoegen in de vrije tijd. Moet je eens kijken hoeveel vervuilende vluchten naar verre vakantielanden dat gaat schelen, hoeveel plezier in plaatselijke dingen daarvoor in de plaats komt en hoeveel belangstelling dat in elkaars mening over die zaken genereert! De omgevingswereld wordt weer warm van interactie, van ruzies ook, maar met grotere betrokkenheid. Menselijk, al te menselijk soms, maar leefbaar. De grote wereld kan zich erin spiegelen, omdat ze van hetzelfde laken een pak is. Grootse toekomstplannen worden in het klein geboren, mits het kleine je tenminste dierbaar is. Al te dierbaar soms, maar wel onafhankelijk van de digimedia die nu nog haast alleen de zin van het bestaan uitmaken.