Over de natuur
In: Verhaal & Actualiteit
De natuur? Welke natuur? De biologische en aardkundige, in deze tijd ervaren als zorgwekkend hulpbehoevend, maar ook die ter vertroosting en ontspanning? Of de natuurkundige, die van de materie, alomtegenwoordig en wetmatig? Ik kies hier voor de laatste. De natuur in mij en buiten mij. In alles.
We moeten de natuur beschermen, zegt men. Tegen wie of wat? IJzer is natuur, hout is natuur. Gas, rubber, plastic zijn natuur. Rotsen, beken, sterren zijn natuur. De mens stelt zich op naast de natuur. Zich er toegang toe verschaffend met verwondering, eerbiediging en dankbaarheid. Emoties die hem in staat stellen er zowel in op te gaan, zich te vereenzelvigen ermee, maar ook kennis eruit op te doen.
Stelt de mens zich de natuur voor zónder die emoties, dan overkomt hem iets dat zowel ingrijpend als schrikwekkend is. De mens die eerder de natuur vereerde kan haar, als uitverkoren unicum in het universum, naar zijn hand gaan zetten, van haar gebruik gaan maken. Voor zichzelf alleen. Om, als hij zijn nog ongekende misbruik inziet, beangstigd door wat hij aanricht, haar te gaan beschermen.
Eerbiedigt men het staal waar men een schip van maakt of een auto, dan komt de productie van dat staal de mens niet voor als dat dat de natuur zou kunnen schaden. Eerbiedigt men de olie, idem dito. Maar verbeeldt de mens zich dat die olie en dat staal net als hijzelf geen deel zijn van het grotere geheel, dan lijken staal en olie de natuur te gaan bedreigen. Maar indirect bedreigt de mens alleen zichzelf, zijnde deel van het geheel.
Als we minder olie zouden willen oppompen, om welke reden ook, dan moet dat zich voltrekken via de verwondering, eerbiediging en dankbaarheid. Alleen met dat ‘natuurlijke’ besef laat je heel wat heel moet blijven en gebruik je alleen dat wat gebruikt mag worden. Wie zich dankbaar toont voor de natuur, zodra we die ons voorstellen als deel van ons te zijn, die zal in zijn industrie en economie aan die dankbaarheid gevolg geven. En hij zal zorgen dat alles wat nodig is om olie op te pompen net zoveel waardering krijgt als de olie zelf, alsmede de producten die ervan gemaakt worden. En wat meer is, zijn parkiet, zijn broekriem, zijn vriendin of vrouw en hij zelf verdienen die waardering ook.
De De Natura (Over de natuur) van de grote Lucretius, bekend om het fanatieke atheïsme dat erin verkondigd wordt, begint met het aanroepen van de godin Venus om het betoog te ondersteunen. Waarom, vraag ik mij af, zou het van het moderne Westen teveel gevraagd zijn om, bijvoorbeeld met verwijzing naar Lucretius, altaars in te richten ter eerbiediging van moeder aarde? Waarom, stel ik me even voor, zou niet elk techbedrijf van een altaar kunnen worden voorzien ter eerbiediging van het door die ‘godin’ geleverde elektromagnetisme? Waarom zouden andere bedrijven zich niet dankbaar kunnen tonen voor de kortere en langere radiografische golven die moeder aarde ter beschikking stelt? En de ziekenhuizen, zouden die het echtpaar Curie én moeder aarde samen niet dankbaarheid verschuldigd zijn voor hun toepassingen met röntgenstralen?
En zo verder. Het kost niet veel, ook niet veel tijd. Maar het maakt een wereld van verschil in ons mentale zelfbeeld en het levert bovendien een gezonde economische bedrijvigheid. Laten we het maar doen dus, met die altaartjes.