DE AUTO, DE RELIGIE EN DE BLOEM Een lezing*

Waarom het verhaal centraal moet staan en hoe

*Deze lezing heb ik vorig jaar drie keer gegeven, in huiselijke kring, aan de klanten van een zorgboerderij en aan een Rotaryclub. Reacties waren enthousiast maar plek voor een lezing bleek te moeilijk te vinden om ermee door te kunnen gaan. Dus wordt het lezen. Plezier ermee!
Samenvatting.
Op zoek naar een oplossing voor problemen waar moderne idealen mee worstelen. Vrijheid, vooruitgang en individualisme. Prachtig, maar met de baten gaan kosten gepaard. Elk kent zijn eigen probleem. Zoals milieuverwoesting, overspannenheid, eenzaamheid. Ze zijn als kamerplanten. Weelderige groeiers, maar zonder zich te hernieuwen. Ze kennen geen uitzaaiing, geen jaargetijden. Hetzelfde vind je bij de ‘moeder’ van onze idealen, het christendom. Een hoger ideaal is niet denkbaar. Maar een terugkoppeling naar voorgaande religies kent het niet. Dit vooruit denken zonder terug te koppelen neemt zijn aanvang in de Middeleeuwen. De weg naar het verleden raakt geblokkeerd. Natuurreligies zijn vergeten. Het is de literaire schrijver die de verbanden tussen voor- en achteruit kan terugvinden. Schrijvers moeten worden ingezet waar voorouderverhalen uit het zicht geraakt zijn. Bij bedrijven en instellingen. En, niet te vergeten, in het onderwijs. Het inzetten van getalenteerde vertellers in bestuurslichamen van grote instellingen en bedrijven brengt de oplossing voor het probleem van onze moderne idealen dichterbij.
De auto

Zelf heb ik geen auto. Wil ik ook niet. Als ik mee rij met een ander vraag ik me altijd af, waarom eigenlijk niet? Grandioze bewegingsvrijheid met technologische topgenoegens. En, ook nooit weg, trots op zelf verworven eigendom, pal voor je deur. De bezwaren tegen de auto kennen we allemaal. Die geven bij mij dus de doorslag. Maar daar gaat het hier niet om. Hier gaat het me om de idealen die de auto vertegenwoordigt. De vrijheid, de vooruitgang, het individualisme. Daar zit een steekje aan los.

Op zich genomen zijn het prachtige, moderne idealen. Maar ze lopen ons uit de hand. Ze hebben geen zelfcorrectie. Want wat als het ideaal van de vrijheid het klimaat opwarmt? Het ideaal van de vrijheid zwijgt. Wat als de vooruitgang mensen overspannen maakt? Het ideaal van de vooruitgang zwijgt. Wat als individualisme mensen eenzaam maakt? Het ideaal van het individualisme zwijgt. Onze idealen zijn als kamerplanten. Ze groeien weelderig, maar zonder cyclus. Zonder opnieuw-beginnen, zonder nieuwe opstart. Zoals bij zaaigoed, de seizoenen. Ze groeien tegen beter weten in. Wat ze missen is een ontstaansverhaal, dat op gezette tijden verteld wordt.

Teveel onzekerheid kan een mens niet aan. Suïcidaal gedrag bij steeds jongere kinderen, te midden van een blakende welvaart. Gaan we ‘de ondergang der mensheid’ tegemoet, zoals geprofeteerd wordt? Gooien we de handdoek in de ring? Wat mij betreft: no way! Er zit een weeffout in het Westen, maar wat is er mis gegaan? Waardoor, wanneer en hoe? We moeten dieper graven naar een antwoord dan we tot op heden deden. Hoe diep? Ik denk, best diep.

Over deze lezing, kort en goed: de auto en de religie leggen bloot wat er mis gaat in het vrije Westen. Bij de verteller van verhalen ligt een oplossing.

De religie

Laten we daar gaan zoeken waar onze idealen hun hoogste vlucht genomen hebben: de religie. ‘De moeder’ van onze idealen. Net als bij de auto zit ook aan de idealen van de religie iets ongebreidelds. Want wat als het ideaal van de naastenliefde tot verschrikkelijke oorlogen en koloniale onderwerping leidt? Het ideaal van de naastenliefde blijft het antwoord schuldig. Op dus naar de Middeleeuwen, de kerstening van Europa. Een door mij jarenlang bestudeerde periode. Daar zou best iets te vinden kunnen zijn wat over het hoofd gezien is.

De morele idealen van de kerken zijn de hoogste die de westerse geschiedenis gekend heeft. Naastenliefde voor de armen en behoeftigen, zelfs voor je meest gehate vijand. Een Verlosser wiens terugkeer in de toekomst en een zuiver geloof in Gods genade verlossing uit het aardse bestaan belooft. Een boodschap die, net als bij de auto, over de hele wereld verspreid moet worden. Geen stad meer zonder kerk, geen zondag zonder Bijbellezing.

Maar laat ik beginnen met een anekdote. Toen ik op de Hervormde Kweekschool voor onderwijzer zat, heb ik iets moeten leren wat in de jaren ’60 van de vorige eeuw nog normaal leek. Nu niet meer. Gelukkig. In een studieboek over de kerkgeschiedenis dat ik laatst inkeek – het was een Hervormde school, vandaar – werd ik door een passage die ik las verrast en dat is nog zwak uitgedrukt. Ter onderdrukking van het heidendom onder de Saksen door Karel de Grote kregen de heidenen doodstraffen opgelegd voor het uitoefenen van hun oeroude gebruiken. Voorouderrituelen op begraafplaatsen? Doodstraf. Dierenoffers brengen aan de goden? Doodstraf. Weigeren je te laten dopen? Idem dito: doodstraf.

Na dit citaat over Karels aanpak van het heidendom roemt de schrijver, een professor nota bene, Karels “uitstekende wetten”. “In de geest van wat Augustinus in ‘De staat Gods’ voor ogen had gezweefd; dit werk was dan ook Karels lievelingsboek.” Dat laatste klopt. In de eerste tien van de tweeëntwintig boeken uit de Stad van God rekent Augustinus af met alle heidense gewoontes. Het woord “uitroeien” valt daarbij. Maar de wetten die Karel uitbracht voor de administratie en de rechtspraak van zijn rijk mogen dan “uitstekend” zijn geweest, nu onze ogen open gaan voor wat het kolonialisme heeft betekend worden we voorzichtiger met zulke uitspraken. De Rooms Katholieke Kerk beschikte, moeten we nu constateren, niet over een terugkoppeling die nodig was om te voorkomen dat volken bij hun kerstening vernederd, onderworpen of zelfs gedood werden.

Een mega-oriëntatieswitch heeft zich voltrokken, daar en toen. Bij de christelijke doopgelofte wordt, met hulp van exorcisme de duivel uitgedreven en zo de vooroudergedachte afgezworen. “Abrenuntio”, ik zweer af. (Anders dan bij de Joden die, ondanks hun plechtige belofte ‘geen andere goden’ te aanbidden, hun voorouders in hun Tora in ere houden.) Om plaats te maken voor een boodschap die uitdrukkelijk gericht is op toekomstig heil. Het steekje los in onze idealen waar we naar opzoek zijn zit hem in die oriëntatieswitch. Niet in het gericht zijn op toekomstig heil an sich, zoals de kerken de gelovige met grote nadruk voorhouden, maar temeer in het blokkeren van de terugkeer naar – de heiliging van – het oude. De blokkade geldt het geloof in voorouders.

Het vooroudergeloof bleek niet opgewassen tegen de dreiging met de duivel en het eeuwig brandend vuur. Met grote ijver hebben kerkvaders zich ingespannen om het verlaten van de oude banden met familie, de natuur en het verleden te bespoedigen. Met geweld van woorden hebben zij de terugkeer naar het oude geblokkeerd. De kerstening heeft de breuk met het onderhouden van de eigen voorgeschiedenis voltrokken.

Daar komt bij dat moderne onderzoekers volledig in het duister tasten omtrent het wel en wee van de gekerstende partij. De normen en waarden van de boeren, die het merendeel van ‘het volk’ uitmaakten, zijn gehuld in een duisternis van duizend jaar. Onze christelijke idealen hebben een geschiedenis die alleen bekend is vanuit de machtsorganen van destijds. Dus vanuit een elite van de hogere kerkdienaren en tot het geloof bekeerde koningen en graven. Pre-christelijke volkswijsheid is niet geboekstaafd. Ook werden teksten uit de Oudheid maar al te vaak vernietigd. Hoe hebben onze hoogste idealen uitgepakt voor wie ze opgelegd gekregen hebben?

Met dank aan over de hele wereld bestaande ceremonies en gebruiken – maar vooral die van onze Surinaamse medelanders, die ik van nabij heb mogen meemaken – heb ik een verzameling gemaakt van eigenschappen van het oude volks- en vooroudergeloof die we in de Middeleeuwen de rug toekeerden. In een samengesteld woord, een acroniem, heb ik een vijftal eigenschappen bij elkaar genomen. Met telkens twee letters die voor de in het Engels vertaalde eigenschappen staan: ancestor worship, nature worship, family structure, local culture, storytelling. Om ook het verlies daarvan niet onbenoemd te laten heb ik die vijf samengevat in het acroniem ‘annafalost’.

De culturele eigenheid die de volken lang geleden is ontnomen krijgen zij nooit meer helemaal terug. Het verlangen daarnaar is op zijn best romantisch, op zijn slechtst fascistisch. Met daartussenin het zogenaamde populisme. Dat tenslotte, en dat mag ook best gezegd, na meer dan een millennium van culturele onderwerping, een eigen stem opeist. Het besturende deel der natie zal veel water in de eigen, verstandelijke wijn moeten doen om zich verstaanbaarder te maken. Om zo te zijner tijd een geldig antwoord te kunnen bieden op dat wat populisme wordt genoemd.

Het vooroudergeloof staat haaks op onze christelijke en moderne idealen. Moderne idealen, zoals gezegd, vertegenwoordigd in de auto, geven zin aan het leven naarmate zij het verleden de rug toekeren. Ooit werd alles in het leven met overgeërfde wijsheid in verband gebracht, in het Westen wordt alles aan een toekomstig doel gerelateerd. De toekomst, het ernaar uitzien, het ernaar streven is wat het leven zin geeft. Maar willen we dat “de jeugd de toekomst heeft” dan zullen we de balans terug moeten vinden tussen toekomst en verleden.

De bloem of het ontzagwekkende

Voorafgaand aan mijn middeleeuwenstudie had ik me de vraag gesteld, hoe zou het eruit zien wanneer we de verbinding zouden herstellen met de verloren gegane band met het verleden. Als alle elementen uit het openbare leven die vervreemd geraakt zijn van hun historische context, van de natuur tot overheidsinstellingen, van consumptieartikelen tot sport en recreatie, nieuwe technologieën niet te na gesproken, zouden worden voorzien van een label-met-ontstaansverhaal. Om ze gezamenlijk te kunnen delen en begrijpen. Niet alleen door specialisten maar door iedereen. Met respect voor voorouders, de natuur en voor lokale- en familiebanden. Hoe zou dat eruit zien?

In de stilte van bibliotheek en werkkamer genietend van de allermooiste, epische verhalen die de geschiedenis heeft voortgebracht, kwam ik erachter dat het antwoord op die vraag de verteller is van verhalen met een grote reikwijdte. Uitgeroepen tot het zwarte schaap van het voorchristelijke geloof, is deze ‘magiër-met-woorden’ de eerste die heeft moeten buigen voor het aanschijn van de Nieuwe Boodschap. Tevens is die magiër de laatste uit het acroniem: de storyteller. Verhalenmaker, schrijver, dichter, literator.

Schrijvers moeten zich als gilde heruitvinden. De Republiek der Letteren tot revolutie aanzetten. Zij moeten gaan meebesturen in instellingen en bedrijven. Hup, die boardroom in met die verteller. Uit de epische ontstaansverhalen van bedrijf of instelling een nieuw bedrijfs- of instellingsgeweten putten. Uit hun toekomst nieuwe idealen. Het onderwijs van hetzelfde laken een pak. Laat leraren het vertellen van ontstaansverhalen leren.1) Een kwartier per dag vertellen. Een uur per week mag ook. En last not least, er moet een hogeschool voor dat soort schrijvers komen.

De maker van verhalen bezit het bijzondere vermogen om tijdelijk aan eeuwig te verbinden. Het tijdelijke in een daglicht te stellen van wat nieuw en mooi is. Alsof je een levendig gesprek voert met de voorouders. Een voorbeeld. Wanneer ik aan mijn vrouw, die zich steevast van de ellende op de televisie afwendt, uit het boek Nirwana van Tommy Wieringa voorlees uit pagina’s vullende, meest gruwelijke misdaden door nazi’s begaan in Rusland, en haar de vraag stel “overslaan dit maar he?” reageert zij als gebeten met: “néé, dóórgaan!” Welke magie ontlokt haar die reactie?

De held van het verhaal, Hugo Adema, is een kunstschilder die zich tot taak stelt om op basis van de dagboeken van zijn opa, die in de Tweede Wereldoorlog als SS-er beestachtig tekeer gegaan is tegen Joden in Oekraïne, portretten te vervaardigen, waarin die beestachtigheid op kunstzinnige manier verwerkt is. De familie walgt ervan maar de expositie wordt een daverend publiek succes. Het aardoliebedrijf dat opa Adema na de oorlog opgestart heeft (wegens verzachtende omstandigheden werd hij niet veroordeeld voor zijn misdaden) zet het kwaad voort in de vervuiling van het gebied waar de aardolie gewonnen wordt. Kwaad na kwaad na kwaad. Maar de verteller verzoent je met een anders onverteerbaar leed.

Voor samenhang en overzicht op het leven zijn dit soort magiërs onmisbaar. Zoals hun verhalen bewijzen, die na eeuwen nog herinnerd worden. Alsof ze zich voor je ogen afspelen. Het begrijpen van de wereld zónder de cruciale rol van de verteller is een doodlopend project gebleken. Onze autistische gerichtheid op de toekomst kan door hen worden bijgestuurd. Ook wetenschappers kunnen dat, voor dat deel van de mens dat het verstandsdeel is. Het deel dat ons verdeelt in verstandsmensen en niet-verstandsmensen. De niet-verstandsmensen met mogelijk wat meer gevoel. Verhalen zijn er voor iedereen. Zij binden. Mits serieus genomen, niet als verdienmodel verpakt in kleine, kant en klare brokjes.

Terwijl het acroniem annafalost de bloem representeert van niet-christelijke naties, is het voor het Westen wat verloren is gegaan. Tijd om een nieuwe bloem tot bloei te laten komen. De bloem van het ontzagwekkende.

 

1) De Canon van Nederland, waartoe ik voorbereidende voorstellen deed in tijdschriften, bevat elementen die in het acroniem ‘annafalost’ besloten zijn. Zoals kennis van de voorouders en ontstaansverhalen uit de regio. Maar storytelling als kunstzinnig en didactisch element komt er nog te weinig uit de verf.

Wat betreft de auto nog het volgende. Ik vertelde in de klas over de uitvinding van het vulkaniseren van rubber door Charles Goodyear. Een vonk van geestkracht zonder welke het automobilisme niet bestaan had. Maar over het onnoemelijke leed dat de tappers van de rubber naderhand te wachten stond, de verminking van de landschappen waar dat mee gepaard ging, daar heb ik ze niet over verteld. Daar moet een magiër-van-het-woord voor aan de bak. Waarbij als motto geldt: “we moeten gaan voor het verhaal want de crisis is mentaal.”