Alfa versus bèta
Ingave 10-10-2023. In: Verhaal & Onderwijs
Inleiding tot een cultuurproject
Het is een eenzaam project. Ik moet mensen mee zien te krijgen voor het grote plaatje. Dat is me tot op heden niet gelukt. Het plaatje gaat ver terug in de tijd – de Middeleeuwen – en het brengt, behalve een ambitieus plan voor de toekomst, ook een voor ‘de elite’ misschien moeilijk te verteren boodschap met zich.
De theorievorming bestaat uit de volgende onderdelen: 1. De kerk: zoektocht naar de bron van het verdwijnen van het voorouderverhaal in West-Europa, 2. De goden/voorouders: zoeken naar de betekenis van dat wat er verdwenen is, dus wat we missen, 3. De rol van de elite, nu en in het verleden, 4. bèta versus alfa: over de almacht van AI versus de onmacht van de letteren, een open doel voor de Olympische Spelen en een nieuwe, narratieve functie van de boardroom.
In de landen die zich tot het Westen rekenen wordt het gemis van een groot – al of niet lokaal – verhaal vaak gehoord. Een gemis dat mentale, sociale en culturele problemen met zich brengt. Eenzaamheid, zinloosheid, radeloosheid, die gevoelens zijn steeds vaker aan de orde. Zelfhulpboeken zijn niet aan te slepen. Eenzaamheid is zelfs een politiek issue geworden. Op het herstel van een ontstaansverhaal wil ik mij onder andere daarom focussen. Laten we opnieuw zo’n verhaal gaan maken. Waarin je je eigen tijd herkent, je geschiedenis, de zaken die van waarde zijn voor de gemeenschap waar je deel vanuit maakt. Wie zegt dat dat niet kan? Wat er mankeert aan deze maatschappij, hoe inventief en met de beste bedoelingen zij zich ook voor haar toekomst in wil richten, kan hersteld worden met zo’n verhaal. Het eerbiedigt het bestaan en het kind wordt ermee ingeleid in zijn cultuur. Met al zijn daartoe ter beschikking staande middelen moet het Westen aan de bak voor zo’n verhaal. Het gevoel van een gemis aan een overkoepelend verhaal is aan de orde van de dag. Voor het duiden van het bestaan en het vermogen tot inleving. Inleving in de ander zowel als in het andere. Gebrek daaraan lijkt noodlottig uit te pakken waar het de natuur aangaat, gezien de steeds alarmerender wordende staat van die natuur. Alsook waar het de volkswoede tegen ‘de elite’ aangaat.
Bèta versus alfa
Was het vroeger ‘alfa’, de vakken rond de letteren, ook wel het ‘trivium’ genoemd, dat in het onderwijs regeerde, tegenwoordig is het ‘bèta’, de exacte vakken en de wiskunde. In de Oudheid het ‘quadrivium’ genoemd. Kreeg het verhaal ooit dè inleidende rol in het curriculum – zoals nog steeds bij klassieke talen het geval is – tegenwoordig is taalonderwijs de gebeten hond en lokken de exacte vakken naar de best betaalde banen. Bèta heeft AI voortgebracht. Wat heeft alfa voortgebracht dat zich daarmee kan meten? Welk genie op het gebied van alfa kan zich meten met een genie van bèta, zoals bijvoorbeeld Einstein? Ooit was het de verteller die de wereld inrichtte, nu is het de wiskundige. Het gaat om het besef van wat we kwijt zijn en waar de wereld nood aan heeft. Je kán het klimaat niet redden met alleen de bèta-vakken. Noch antwoord vinden op de grote vragen van de tijd. Maar de alfa’s laten ons in de steek. Geen bezorgde of verontwaardigde analyse van het historische verlies aan invloed bij de alfa’s, geen proteststemmen vanuit de alfa-hoek. Laat staan een plan van aanpak.
De door mij onvermijdelijk geachte transformatie in het denken behelst een opgave voor zowel onderwijs als maatschappij. ‘De maatschappij’ maakt het verhaal, het onderwijs richt zich ernaar in. Dus met een zwaar accent op de letteren en met de introductie van ambachtelijk geschoold vertellen door de leerkracht.
De maatschappij krijgt, met een centraal te stellen groot verhaal, geleidelijk een ander aanzien. ‘Helden’ gaan het sociale leven domineren in bepaalde opzichten. Een voorbeeld biedt de introductie van Anton de Kom in de Canon van Nederland. Gedoe, artikelen, reuring in de media. Voorouderverering in het nuchtere, ooit zo protestants-egalitaire Nederland? Het geweten van de elite wordt op de proef gesteld door haar schuldbekentenissen voor het slavernijverleden. En ’het volk’ mort: wat hebben wíj daarmee te maken? Een herinneringscultuur optuigen ter verontschuldiging van het gedrag van de elite – heel mooi voor nabestaanden van de slachtoffers – en tegelijkertijd een vergeetcultuur handhaven voor het overige volk (zie Middeleeuwen). ‘Anton de Kom’ is pas een beginnetje van wat nodig is voor het optuigen van een verhaalcultuur in een postmoderne tijd.
De zwaarste taak is denk ik weggelegd voor de (tech)industrie. Zij moet de transformatie van het denken naar de toekomst toe met dat uit het verleden in balans brengen. Een film als Vliegende Hollanders, over het ontstaan van Fokkers vliegtuigbouw, is een aardig voorbeeld. Een verhaal zoals dat in alle industrieën ingang zou kunnen vinden. Of een prachtig, didactische verhalenboek als Semjonows De rijkdommen der aarde. Maar vooral ook zoiets als het IT-gebruik in het onderwijs. Met dat gapende gebrek aan inzicht in door tech-bedrijven aangestuurde leerstof. De inhaalslag te maken naar gezond-verstand-begrip voor leraren en leerlingen wordt een noodzakelijke, maatschappelijke taak. Elk tech-onderdeel zal zich vroeg of laat aan een verhaal te onderwerpen hebben. Zodat elk op de markt gebracht artikel tenslotte een eigen, specifieke ‘coating’ krijgt van een ontstaansverhaal. Daartoe stel ik voor in boardrooms literaire vertellers zitting te geven. Of, beter nog, zoiets als een ‘narrative navigationroom’ in te richten. In een verdieping boven de boardroom maar liefst, waar alle bestuurders zitting hebben, om daar, met de bedrijfsverteller(s) samen, op een historiserende, verhalende – en dus gewetensvollere – manier naar hun product te kijken.