De woede en de spijt
In: Verhaal en Actualiteit
De woede
Mijn woede betreft de samenzwering rond het christendom. Laat ik beginnen met iets uit te leggen. In het hoofd van ieder van ons bevindt zich een orgaan dat zich leent ter heiliging van alles. Een orgaan dat met de wereld weet te spelen, daar iets moois, een engel, god of een verhaal van maakt. Einstein heeft, zoals hij schrijft in Religion and Science, een kosmisch religieus gevoel dat aan de basis staat van al zijn denken. Ik heb het zelf, als jonge protofilosoof, proberen te betitelen als ‘eenheid, oneindigheid, volmaaktheid’. Een mystiek ervaren van de wereld. Iedereen heeft het, voor het eerst als kind. Waar maar mensen zijn wordt altijd iets vereerd, door Karen Armstrong zo mooi beschreven in haar boek De heilige natuur. Het ontzagwekkende is nooit ver weg. Wie het orgaan dat alles heiligt aantast, geweld aandoet of zelfs verdacht maakt is wat mij betreft een crimineel. Die begaat een misdaad van de hoogste orde. Die tast datgene aan wat een mens tot mens maakt, wat hem zin in het bestaan geeft.
Het christendom is zo’n crimineel. Wás zo’n crimineel, met name in de middeleeuwen. Het heeft het organisme dat de wereld heiligt in de ban gedaan en zelfs vervloekt. Het allerergste is daarbij: die grootste misdaad aller tijden wordt niet, in een ‘moderne’ tijd zou je dat verwachten, veroordeeld, maar juist toegedekt en met zorgvuldigheid verzwegen. Soms in vol besef van wat er is gebeurd, vaker vanuit een eeuwenoude, niet ongegronde angst voor een almachtig opererende, alles in het leven controlerende katholieke kerk. Of voor welke kerk dan ook.
Ik heb het over de verdedigers van wat er in die middeleeuwen is gebeurd. Verdedigers bijvoorbeeld van de geschriften van de oude Augustinus. Zij die zich blind houden voor het elk geloof in goden vernietigende geschrift De stad van God, effectief als strijdbijl gehanteerd bij de bloedigst denkbare bekeringen in later eeuwen. En/of zij die lof toezwaaien aan zijn Confessiones, waarin de zingeving voor kinderen, met in hun wereld inwijdende verhalen, wordt vervloekt als ware het het ultieme kwaad. Een veroordeling die na de Confessiones blijvend door het christendom bekrachtigd wordt, ja, op handen wordt gedragen. Ook werd door Karel, grootste christelijke vorst der middeleeuwen, onder dwang van wapentuig, de door de grootste kerkvader afgeroepen “uitroeiing” van alles wat met voorouderverering had te maken met doopgeloftes afgedwongen. Waarbij dus afgedwongen werd nooit meer een appel te doen op dat van nature meegekregen, alles bezielende orgaan dat ons als menszijn kenmerkt. De doop, uitvinding van Paulus, om als gelovige nooit meer terug te kijken, en in de plaats daarvan alleen nog maar vooruit.
Over de vroege middeleeuwen wordt regelmatig gelogen over volksverhuizingen, als ware die het enig ware kwaad, over de vreedzame gelovigheid der boeren, over de ijver van de monniken die in hun kloosters de letteren behoedden voor verval, over de goedertierenheid van Gregorius de Grote, die heiligdommen liet verwoesten, maar niet de tempels zoals naar de gewoonte van de missionarissen, alleen wie er vereerd werd. (Opa’s beeltenis in het lijstje op de schoorsteen vervang je door dat van een volkomen vreemdeling en eeuwig heil is voor je weggelegd.) Maar nee, zo was het niet. Wel verkeerden velen in een kramp van angst voor aan de gelovige voorgehouden straffen in het hiernamaals. Angst voor de in zoveel eeuwen bij aspirant gelovigen – aanvankelijk vaak kinderen en slaven – opgebouwde almacht van de kerk.
Wie het kwaad niet in de bek wil kijken is laf. Wie het kwaad bewust niet zien wil is een dienaar van een samenzwering. Een samenzwering die zich optrekt rond het misdadige verleden van het christendom. Wie bevriend wil zijn met de wereld, zijn volk en zijn familie, in die vrede zelfs de uiterste bevrediging wil vinden, voor diegene is een onbeschadigd organisme dat de wereld heiligt, een orgaan waarin de kunstzin zetelt en de fantasie, een onmisbare vereiste. Inheemse volken die tot het christendom bekeerd zijn getuigen over een catastrofale inbreuk op die kern van hun bestaan, met tot gevolg de implosie van ieder zelfrespect en zelfvertrouwen. Op schilderijen van Pieter Bruegel de Oude zie je middeleeuwse boeren die hun feesten vieren door als dronkenlappen in het wilde weg wat rond te hopsen, omdat zij niet meer kunnen dansen. Kunstzin, schoonheid, het ontzagwekkende werd uitsluitend toebeschoren aan de kerk. Daarbuiten is de door de kerk verachte wereld. Zielloos, troosteloos, zich voorbereidend op het Eind der Tijden.
Ja, als dan het enig toegestane ideaal nog in de toekomst ligt, dan zág men idealen, pak hem beet, sinds het jaar duizend ook alleen nog in de toekomst. En wordt de weg gebaand voor het hallucinerende genie René Descartes om de welvaart, ook op aarde te verwerven, uit te roepen in die toekomst. Met daartoe het meest toepasselijke instrument: de meting. Want waar meting heerst is het ontzag en het verhaal afwezig.
En kijk, hoe die welvaart groeit: liefdeloos en troosteloos!
En kijk hoe de vrienden van het christendom de vooruitgang prediken, nu eens in de vorm van financiële rijkdom, dan weer in de razernij van het zich in het vooruitgangsideaal gestorte, technologische vernuft!
En kijk hoe de kerkgetrouwe christen zich als het resusaapje van Harry Harlow aan zijn surrogate moeder klemt. Wegens kwellende afwezigheid van levenszin door moedertje natuur, de moeder van zijn denken en bestaan!
En kijk hoe kunstenaars zich in de marge van de maatschappij ophouden, smekende om hun bezieling aan tentoonstelling, concertpodium of boekhandel te mogen aanbieden!
En kijk hoe haast geen mens in de moderne wereld deel meer heeft aan het grotere geheel en daardoor in verwarring, eenzaam en ontworteld is geraakt. Met de lokroep van verslaving aan van alles en nog wat ter compensatie!
Mijn woede richt zich tegen het christendom. Jazeker. Datzelfde christendom dat de laatste halve eeuw, laten we daar niet kinderachtig over doen, op alle mogelijke manieren zoekt zich te bevrijden uit zijn door zichzelf in stand gehouden de wereld minachtende keurslijf. Maar dat desondanks nog steeds universeel gezag uitstraalt van mensenvriend-mits-zonder-eigen-heiliging-der-dingen.
Maar de joden en de moslims dan, die ook aan dat Oude Testament geloven? Zeker, maar niet in de bewerkingen daarvan door Paulus, Augustinus en alle ketterjagers die hen navolgden. Zoals ‘onze’ grote Karel, met zijn tegen voorouders gerichte bloedbad.
Hoe is het, laffe westerling, is Einstein, die zijn kosmische gevoel ten grondslag houdt voor de geniale bètawijsheid die hij voortbracht, een eenzaam unicum? Of ervaart ieder van ons westerlingen wel, ergens ver weg in ons innerlijk verstopt, zo’n kosmische ervaring van alles om je heen? Vermoeden we niet allemaal niet aan een liefde toe te komen die diep in ons verborgen ligt? Ik zeg: de kunstenaar, de schrijver kan die gevoeligheid, die liefde in ons oproepen. We zouden hen dus kunnen vragen dat voor ons te doen. Niet in de marge van de maatschappij, maar bovenaan de top van diezelfde maatschappij. Als een publieke dienst.
Maar wat ik intussen zie is verwarring, eenzaamheid en radeloosheid. Met als troost de bezetenheid van het vooral hard werken aan een Toekomst. De opstand tegen ‘de elite’, die samenzweert tot het je duizelt, daarbij voor lief nemend.
Zomin de intellectuele bovenlaag van het Westen zich bezint op wat het christendom, ondanks al het goeds dat het ook bracht, de mens heeft aangedaan – zoals door de namen Paulus, Augustinus, Karel de Grote, op zijn minst te ontdoen van hun onaantastbaarheid – zomin kan de opstandige, met alle macht zich vastklemmend aan zijn surrogaatmoeder, zich thuis voelen in deze wereld-van-vooruitgang.
De spijt: samenzweerders aangeklaagd
Om de ‘samenzweerders’ aan te wijzen was nog best een heel gedoe. Na jaren van wie wel, wie niet was het er dan toch eindelijk van gekomen. Het overgrote merendeel van hen was erop voorbereid berecht te worden. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik, met mijn eervol verkregen status van ‘klokkenluider’, met alle égards ontvangen werd in het enorme stadion waar de eerste rechtszitting zou plaatsvinden. Voor ons, klokkenluiders, waren de bovenste rijen gereserveerd. Door de Waarheidscommissie waren we hoogst persoonlijk uitgenodigd om de eerste zitting bij te mogen wonen ter berechting van de samenzweerders. Ik had voor de zekerheid mijn verrekijker meegenomen. Misschien zaten er bekenden bij!
Nou, dat heb ik wel geweten. Nog niet had de opperrechter het teken gegeven dat de verdachten moesten staan, waarop dus het hele stadion verrees (een fantastische ervaring moet ik zeggen), of daar herkende ik niet ver van mij vandaan een aantal vrienden en bekenden. Maar ook bekende personages van de televisie. Ook zij dus! Die alleen maar met de hoofdstroom meegegaan zijn! Hoe kon je hen berechten alsof zij een misdaad hadden begaan? Je straft toch ook geen burgers, vindt het oorlogsrecht, als je in staat van oorlog met hun land bent? Maar gelukkig, de Selectiecommissie had goed haar werk gedaan. Alle verdachten mochten weer gaan zitten, behalve die in het midden van het stadion op het speelveld. Die moesten blijven staan. Schrijvers, priesters, wetenschappers, redacteuren van de media, wist ik.
Een aantal van hen had ik in mijn stukken (op deze website uitgeprint) ‘aangeklaagd’ voor het verdraaien van historische gebeurtenissen betreffende de middeleeuwen ten gunste van het christendom. Zij die bij uitstek de verantwoordelijkheid dragen om op betrouwbare manier de mening van ‘het volk’ te schragen, maar dat niet deden. Door de katholieke kerk op alle mogelijke manieren uit de wind te houden waar het ging om het mentaal – en fysiek, wie zal het zeggen – mishandelen van heidense, inheemse volkeren gedurende die vroege middeleeuwen en daarna. En wat het ergste is van alles: de kerk uit de wind te houden van het mentaal mishandelen van kinderen. Volgens Augustinus’ Belijdenissen 1.16 (“maar wee gij!”) mogen scholieren in geen geval in hun cultuur inwijdende verhalen meer krijgen voorgezet. (Het kort tevoren in bisschopsmantel gehesen retorische genie wist met die tekst de gevoeligste snaar te raken van het heidense zelfrespect: de initiatie tot volwaardig burger.)
De geleerden die van dat voor de opvoeding meest noodlottige en tot op heden doorwerkende besluit wegkijken, die Augustinus-koesteraars dus die door roeien en ruiten gaan voor hun idool, hen staan de zwaarste straffen te wachten. Aldus het door mij ingebrachte voorstel: publieke en diep vernederende spijtbetuiging. Niets meer maar ook niets minder.
Verder mag de openbare spijtbetuiging van de op het veld staande verdachten zich voltrekken door in een massaplechtigheid te beloven zich het lijden van de volken aan te trekken die in heden en verleden de christelijke godsdienst opgelegd gekregen hebben onder dreiging van bestraffing en geweld.
Mocht dit alles zich afspelen zoals door mij voorgesteld, dan wil ik bij de uitgang van het stadion telkens (de plechtigheid herhaalt zich zo vaak als mensen zich geroepen voelen eraan mee te doen) een wervingsactie inrichten ter verbetering van het mentale milieu in onze maatschappij. Waarbij men wordt verzocht zich in te tekenen voor het meedoen aan het jureren van vertelwedstrijden in datzelfde stadion. De beste schrijvers die er zijn zal verzocht worden in de wereld inleidende verhalen te maken die de tand des tijds doorstaan. Totdat in de loop der tijd opnieuw – als in de oudheid en als bij de Spelen tot en met 1948 – een Olympisch kampioenschap voor vertelwedstrijden in zicht komt.
Probleem gesteld en opgelost.