Februari’s rake redenatie

Ingegeven @ wo 23-05-2012

In haar column in de NRC van 21 mei treft Marjolijn Februari de ict-hysterie in het hart. Dat werd maar tijd ook.

Zij stelt dat ‘de oudjes’ weliswaar geregeld worden afgebrand als incapabel volksdeel om ontwikkelingen in de ict te volgen, laat staan ze toe te passen, zoals onlangs die jongeren wervende politieke activist, die ons volksdeel uitmaakte voor stumpers die niet met hun tijd meegaan, maar dat diezelfde oudjes voor de jeugd totaal onbekende ict-ontwikkelingen in het verleden hebben ingezet die even revolutionair waren maar niet met evenveel bombarie zijn gepaard gegaan. En wat meer is, dat achter de sensatie van het allernieuwste nieuwtje een somberder revolutie gaande is. (Want het gaat hier steeds om ‘revoluties’, zoals Fabruari raak opmerkt, nooit om ‘evolutie’.) En wel in het vermarkten van sociaal verkeer en het uitoefenen van macht, waar de jongeren wervende politieke activist (met zijn Amerikaanse PAC-systeem om met financiële middelen verkiezingen te willen winnen, dat dan weer wel) al even weinig weet van heeft. Want ook daarover doen door grote geldbedragen angehauchte kreten van de toekomst idealiserende triomf het zwijgen toe. Zoals bij introductie van de iPad, de beursgang van Facebook.

Het gaat hier om het wezenlijke in de maatschappij. Zoals ik dat ook aan heb willen tonen in mijn kernverhaal ‘De razernij van het Westen’, op deze site te lezen. Het gaat hier om niet minder dan ons culturele kernprobleem. Ons ultieme ideaal is het maken en bedenken en verwerven van het nieuwe. Mits dat nieuwe een verlossing en een zuivering inhoudt uit de kwaden van en banden met het oude. Het nieuwe moet ten koste van iets gaan, om zijn verlossende verwachting waar te maken. Dat was en is zo bij de eerste van de tien geboden, dat wordt zo bij de wederkomst van Christus. Dat is niet minder zo bij aanschaf van een bankstel of de democratisering van een land. De sensatie van het nieuwe dat het oude van zich afschudt zit ons in de genen ingebakken.

Het zijn ook niet alleen de oudjes met hun grijze haren die in de logica van ict-er minderwaardig zijn, het zijn ook oude apps, computers en sociale media die, met minachting of onverschilligheid op de vuilstort van de digiconsument belanden. Dit wezenlijkste van het wezenlijke heeft Februari in haar column uitgewerkt. Wijzen op wat voorafging aan het nieuwe, een oproep doen om daar wat meer respect voor op te brengen. Ik kende het boek Alles moet nog worden uitgevonden van Cordula Rooijendijk, met dat spannende relaas over hoe gigantische machines uitgedacht en in elkaar gezet zijn om vijandelijke codes in WOII te kraken. Maar ik kende het veel eerdere verhaal van Februari’s voorbeeld niet. Al in 1840 werd door een jonge, wiskundig onderlegde vrouw, Lady Lovelace, voor het eerst de mogelijkheid van een computer uitgedacht. Zo zijn er legio ontwikkelingen aan te wijzen die daarop voortborduren.

Maar nee, wij kijken naar de toekomst, monocultureel. Wij isoleren dingen van hun context, opdat zij de korte, felle steekvlam van het nieuwe, alles in zijn schaduw stellende in onze ziel kunnen ontsteken.

Als die sensatie gepaard mocht gaan met de onderwerping van het nog prille sociale leven van onze kinderen aan de lange tengels van de wereldmarkt, het zij zo. Aan alles hangt een prijskaartje.