Het gebaar van Pina Bausch
Datum: do 12-01-2012. In: Verhaal & Kunst
Ik zag de film ‘Pina’ door Wim Wenders. Grandioos, genadeloos. Wat een schoonheid, doeltreffendheid, diepgang. Ik was met mijn vrouw Marijke, die kende Pina uit haar dansverleden, toen zij bij haar ouders kwam logeren. Verlegen en beschouwend, zo was zij toen, als tiener, en zo is ze in haar werk nog steeds. Na afloop van de film zei ik: “de ‘Bach’ van de dans.” En zij: “precies wat ik ook dacht!” Het was adembenemend mooi, de 3-d effecten hielpen daarbij goed.
Wat laat deze ‘Bach van de dans’ ons zien? Onafgebroken spanning, dynamiek en met voortdurende herhaling van beweegpatronen geen moment verveling. De drie hulpelementen, muziek, kleding en decor, zijn telkens realistisch/traditioneel bedoeld en daardoor goed te onderscheiden van de dans. Door hun herkenbaarheid zorgen zij voor rust, toegankelijkheid bij het commentaar in dans. Zoals Bach een suite samenstelt en nergens aan de loop gaat met de conventie en het ritme van de eeuwenoude dansmuziek, maar integendeel, die uitbuit en tot verwondering vervormt, zo blijft bij Pina een muziekstuk een muziekstuk, een fabriek een fabriek, zand zand, water water, een rots een rots, een pak een pak, met conventioneel gedrag en al. Wat de dans daaraan verandert is nu juist het wonder.
Zoals een dribbeldans op spitzen tegen het reusachtige, roestig-bruine buizenstelsel van een fabriek, een felle dans in een blauw jurkje tegen een water spattend rotsdecor, het dravend dansen in een leegstaand paviljoen met uitzicht op de groene velden in de verte, het zand scheppen met een grote zandschep op een halfnaakte, kruipende figuur, analoog aan een dans met het dragen van takken (in balans) op het naakte lijf. Zand blijft zand, takken blijven takken, op een lichaam wekken zij verwondering.
En nóg meer ‘Bach’: geen valse sentimenten, geen romantische emoties of verlangens. Ja, in Café Müller kruipen mensen met hun armen en gezichten langs blinde muren, maar zo gaat dat in cafés, waarneming omgezet in dans, niet meer dan dat. Zelfs het om beurten weifelmoedig aanbieden van het rode jurkje door een groepje vrouwen aan een stoere man (in de Sacre du printemps) wordt nergens een cliché met een bedoeling. Er is, net als bij Bach, teveel toewijding aan het ambacht van het lichaam in de dans om valse sentimenten toe te kunnen laten. Er is gewoon geen ruimte voor.
Het gebaar van Pina is: verlustig je in schoonheid van dingen om je heen. Zonder muziek en dans kunnen ze het niet stellen, de seizoenen (o zo mooi verbeeld door een rij wandelaars die in vast ritme, kort en in gebarentaal de vier seizoenen uitbeelden, en dat steeds terugkerend, tegen meerdere decors), het zand, het water, de fabriek, het gebouw, de straathoek, de monorail, en in opperste aanwezigheid, het menselijke lichaam.
Ook dat lichaam blijft een lichaam, wordt nooit symbool of voertuig tot iets hogers. Net zoals het instrument bij Bach een instrument blijft, waar je alles technisch aan moet kennen en beheersen om te weten wat je doet. Trouw aan de betekenis van dingen laat Pina Bausch er het onbeschrijfelijke aan beleven. Precies zoals mensen dat al eeuwen doen in hun folklore. Zoem nu eens uit van dat in feest gehulde dorp in de Balkan, met zijn mooie kleren, dansen en muziek, en kijk eens hoe wonderlijk en eigenaardig ze daar het leven vieren! Precies zo viert Pina Bausch een leeg gebouw, een waterval, een straathoek, een café. Onvergankelijk, klassiek.