Niet onderwijzen vóór maar dóór
Datum: do 23-08-2012. In: Verhaal & Onderwijs
Vakantieoverpeinzing voor de BONwebsite
Hoe onderwijs je dóór in plaats van vóór? Door de leraar en de leerstof te stellen boven voorbereiding op een toekomst, een diploma, een beoordeling. Door met die leraar en die leerstof bij de leerlingen leergierigheid en doorzettingsvermogen te wekken. Zoals hoe vertel je iets en waarom is het de moeite van het vertellen waard. Bildung, vorming of paideia zijn de termen die dan vallen. Alle nieuwe leerders en alle theorievormende Rousseaus, Deweys, Montessories, Rogers, Nussbaums ten spijt kunnen we het niet stellen zonder aanzien voor degene van wie en hetgeen dat we moeten leren.
Leraren die leerstof aanreiken, het lijkt een vloek te zijn geworden. Kijk maar op deze BONwebsite naar de door jl met formidabel spitwerk gemaakte en spijtig genoeg nog immer actuele, ellenlange lijst met “Uitspraken van educraten”. In een tijd met de gemakken van het ict-gebruik en individuele leergangen, waarbij het luisteren naar een docent “verleden tijd” genoemd wordt, lijkt het doel de middelen te heiligen. Maar het doel heiligt de middelen niet als het het onderwijs betreft. Een leraar die zijn – ik bedoel ook “haar” natuurlijk – neus ophaalt voor ict of welke middelen dan ook die hem of haar ten dienste staan is in het gunstigste geval een zelfkastijder.
Maar de leraar die een trendvolger wil zijn (“je moet toch meegaan met je tijd!”) en daar zijn leerlingen in op wil voeden, is als een kermisbeer met een ring door zijn neus. De vernedering is pijnlijk, elke dag opnieuw, maar hij maakt de kinderen tenminste blij. En dáár doet hij het toch voor!
Ict en andere hulpmiddelen inzetten met het doel het kind te laten ‘meegaan met zijn tijd’, voor te bereiden op ‘een toekomst die er anders uitziet dan de wereld van vandaag’, een maatschappij waarin het kind ‘zijn eigen keuzes maakt’, ‘haar eigen kansen grijpt’ en ‘eigen dromen in vervulling brengt’, kortom de idealen van het competentieonderwijs, dat alles luistert naar een opvoedingsmodel van een in het Westen diep verankerd en hardnekkig bijgeloof. Namelijk in de veronderstelde a priori wijsheid van een stem vanuit het innerlijke zelf. Waarbij het aanreiken van leerstof niets dan ruis heet te veroorzaken en de innerlijke stem gestoord wordt in haar oorspronkelijke puurheid.
Maar wat een lof zouden we de nieuwe leerder mogen toezingen als waar was wat hij of zij beweert! Namelijk dat kinderen op zijn manier van onderwijzen weliswaar geen inhouden meekrijgen in het leven maar dat zij in dat leven leren eigen keuzes te maken! Edoch, wat zien wij, de nieuwe leraar wordt door zijn studenten om de oren geslagen met dat ene, telkens weer herhaalde, zelf gestelde leerdoel: ‘ik wil rijk worden’. (Ook wel genoemd de ‘buffetmentaliteit’, aldus de stichter van de Burton Academie. “Jongvolwassenen zijn opgevoed met de overtuiging dat alles kan, maar committeren zich nergens aan, uit angst dat ze iets mooiers missen.” In NRC Handelsblad van 14 augustus.) Dit minst doordachte aller levensidealen blijkt vanuit de diepte van dat veronderstelde rijke innerlijk tenslotte de ultieme aspiratie.
Het nieuwe leren, onlangs nog door Martha Nussbaum lichtvaardig aanbevolen ten faveure van het democratisch Not for profit leren denken (zie mijn bespreking van haar boek met die titel), heeft het tegenovergestelde resultaat als Nussbaum wil. Zolang de rolmodellen door bedrijfs- en zakenwereld worden aangeleverd, zolang het onderwijs vanuit zichzelf het tij niet keert door naast en tegenover die modellen de veel grotere modellen uit de eigen takken van sport, de canons van de alfa- en de bètawetenschappers, van de kunstenaars en de ontdekkers op te voeren, zolang is het Rousseaumodel van het nieuwe leren te beschouwen als het hoogste wat we in het Westen kennen. Door eigen aanzien prijs te geven, de leraar en de leerstof af te prijzen (letterlijker kan ik het niet zeggen!), stimuleert het onderwijs uitsluitend en alleen het economisch functioneren van studenten. Waar inspiraties voor vernieuwingen en visies in de samenleving uit het onderwijs zouden moeten voortvloeien, laat omgekeerd het onderwijs zich inspireren door de samenleving. Het meest succesvolle daaruit, het ondernemerschap, vindt vanzelfsprekend de meeste navolging.
Door inventiviteit en goed te luisteren naar wat consumenten willen weet het bedrijfsleven voortdurend in te springen waar het sociale, geestelijke leven dreigt te ontsporen. Zo zijn tal van culturele noden voor het eerst vervulbaar dankzij internet. Aan sociale noden die zich voordoen (niet het minst de laatste decennia, niet het minst in de VS) hebben we de revolutionaire opkomst van mobiele telefonie en sociale media te danken. Zo kon gebeuren dat de onderwijsvernieuwer zich geheel en al laat leiden door het bedrijfsleven uit te roepen tot zijn belangrijkste model. Intussen is het onderwijs van zich uit dermate verschraald (zie de ellenlange klachtenlijst met “Kritische uitspraken” van jl) dat het zijn inspiratie zoekt bij die gebieden in de samenleving waarvoor dat onderwijs de inspiratiebron zou moeten zijn.
Ik zou de onderwijsvernieuwers willen voorhouden het onderwijs niet als instrument te zien voor het behalen van diploma’s, het vervullen van beroepen of het invullen van democratisch burgerschap. Maar in de eerste plaats als verrijking van datzelfde, niet minder authentieke en unieke zelf dat volgens hen zo goed zijn eigen boontjes weet te doppen. Zie onderwijs als voeding en bemesting van het innerlijke leven van de leerling, de aspiraties en vermogens die hij/zij van zich uit meeneemt.
Als je wil dat er veel appels aan een appelboom komen te hangen bemest je hem niet voornamelijk met appels. Maar in ons onderwijs leren kleuters al planmatig doelen te stellen en te checken of die inderdaad gehaald zijn (zie NRC/Wetenschap van 11 augustus). Maatschappelijke doelmatigheid is wat er overblijft voor wie taboes hanteert op het gebied van het aanreiken van leerstof. Waar inhoudelijk iets aanleren uit den boze is wordt als vanzelf gekeken naar wat je ze alvast kan laten doen: een productieve houding kweken waar ze later wat mee kunnen. Je wil van A naar B (dat wil je toch?!). Maar hoe? Vul dat maar in in je PAP, je POP, je PIP. Goed zo! Je hebt je eigen plan gemaakt en daar zelf invulling aan gegeven. Lees je PIP, je PAP, je POP nu nog eens door en luister naar je eigen innerlijke stem! Of hoor je niks dan rommelige ruis?
Geen mens zal tegenspreken dat kinderen gezonde voeding moeten hebben. Maar een metafysisch wondermiddel heeft ervoor gezorgd dat de kinderlijke geest geheel en al zichzelf kan voeden. Stel het bloot aan leermiddelen en zelf gestelde doelen, zo stelt de onderwijsvernieuwer, en het vindt zijn weg vanzelf de maatschappij in. Intussen lijdt die maatschappij aan een gebrek aan visie, inzicht, wijsheid in zowel de politiek als in het geldwezen. Gebrek aan geestelijke voeding in het onderwijs (op welk vakgebied dan ook) is hier de oorzaak. In instellingen en bedrijven waar men topprestaties nastreeft zijn tegenwoordig tal van inhaalcursussen noodzakelijk geworden om de weg naar innerlijke rijkdom alsnog te kunnen gaan. Er heerst een schromelijk gebrek aan zaken die alleen kunnen ontspruiten aan geestelijke voeding in de jeugd en de daaruit voortkomende ontwikkeling van de verbeeldingskracht.
De onderwijsvernieuwer brengt sociale kaalte in de maatschappij aan door zijn planmatig denken rechtstreeks in de kinderlijke geest te planten. Door kinderen klassieke inzichten in wetenschappen, taal en aandachtsdiscipline te onthouden neemt het onderwijs genoegen met de rol van kermisbeer. Pijnlijk en vernederend voor leraren maar leuk voor kinderen. Aan oefening en onderwijzing in het beste wat zijn traditie voortbracht ontleende – zelden wordt daarop gewezen, ook niet als hij in het nieuws is – een Mandela stalen zelfvertrouwen en het aanzien van zijn volksgenoten.
Omdat ‘de wereld nu eenmaal verandert’ (niet: omdat wij bezig zijn die wereld te veranderen). dienen de leraar en de leerstof in het stof te bijten. Aldus de geloofsbelijdenis van het moderne Westen. Daar stel ik tegenover dat het doel van onderwijs voorop stellen met een probleemstelling als “welke keuze zal ik nu eens maken uit iets waar ik niets van weet?” verwoestend is voor een stabiele maatschappij en ons overlevert aan de welwillendheid van het bedrijfsleven. En dat de vraag vanuit de leerling oneindig essentiëler is: “Wat zegt mij die leraar en wat hij/zij daar beweert, wat zeggen mij wiskundige problemen waarmee ik volgens hem of haar moet worstelen, de eindeloze oefeningen om een taal, een rekensom, een vakjargon te leren? Wie ben ik ten opzichte van de geschiedenis of de sapstroom in de bomen die op gang komt in het voorjaar?” Dat het antwoord op die vragen uit zal blijven maakt ze voor een zelfbepaling in de wereld en tenslotte vóór die wereld des te wezenlijker.
Reacties overgenomen van de BONwebsite
Malmaison: Toen ik nog op het Athenaeum zat waren wat hun werk betreft de ongelukkigste leraren de tekenleraar en de muziekleraar. Vooral laatstgenoemde. Tekenen en muziek waren geen vakken die er m.b.t. de bevordering veel toe deden en als er leerlingen in de klas zaten die je voor je vak niet warm kon maken zaten de leraren voor dit soort vakken al gauw met een ordeprobleem. Ook bij ouderwets les geven zijn disciplinaire sancties noodzakelijk. De zorgplicht van de school en het verbod om leerlingen definitief van school te verwijderen als geen enkele school hem wil opnemen werkt als een pressiemiddel om de leraar van frontaal les geven af te houden en hem te verleiden om aan de nieuwlichterij mee te doen. Door voorbeeldfuncties van de leraar en de leerstof te stellen boven het halen van een diploma, een beoordeling en een bevordering ontneem je de leraar één van de middelen om ALLE leerlingen bij de les te houden. Als er één leerling vervelend gaat doen wordt het rendement van de lessen al een stuk lager. Maar er is nog een reden om Bildung met externe(!) examina te integreren. Het beoordelen van een leraar op grond van resultaten die leerlingen op een extern georganiseerd en beoordeeld examen halen heeft een hoge mate van objectiviteit en beschermt een leraar tegen de willekeur van zijn superieuren. De buitenwereld kan daarmee overtuigd worden dat leraren die hun eigen gangetje gaan toch goede resultaten kunnen behalen. En dat zou weer een einde kunnen maken aan de uitholling van het onderwijs door de educraten. De goede resultaten die zij claimen zijn moeilijk te bewijzen maar ook Bildung is moeilijk te quantificeren. Externe examina lijkt mij het beste middel om restauratie van de macht van de leraar te bereiken en Bildung mogerlijk te maken..
G.E.: Natuurlijk niet alles inzetten op inspiratie en leergierigheid. Natuurlijk de efficiënttie toepassen van overhoren, meten en presteren. Het gaat mij om de insteek. Het accent verleggen waarmee een Nussbaum zich meent te kunnen focussen op democratisch functioneren. Not for profit, okay, maar not for democracy either! Waar onderwijs je voor? Die vraag mag best centraal staan bij de argumenten van BON. Je hebt eerder kans op betere leraren als je kan aanvoeren waaróm er betere leraren moeten zijn: omdat het onderwijs er niet is om egootjes te strelen en te koesteren maar om egootjes te verleiden zich met inhouden uiteen te zetten die een maatje groter zijn dan zij zelf. Mag je het over aanzien hebben of mag je dat niet, dat is wat mij betreft de kernvraag voor het onderwijs en voor het herstel van de juiste verhouding met het bedrijfsleven. Education leads, society (including frofit!) follows. Zo ging het er in premoderne tijden aan toe, zo gaat het er nog steeds aan toe in China. Iederaan kent daar de canon van filosofen, keizers, dichters uit het hoofd, t/m de taxichauffeur aan toe. Wachten we hier in het Westen tot de Chinezen ons komen vertellen hoe we moeten onderwijzen? Lijkt mij van niet, maar als het aan de vernieuwers ligt …
1_1_2010: Ik weet niet of het noodzakelijk of wenselijk is om de vraag naar het waarom van onderwijs, hoe interessant ook, binnen BON te beantwoorden. Ik voorzie enorme verschillen tussen onderwijstypen, maar daarbinnen ook in de maatschappelijke opvattingen van de deelnemers aan die discussie. Wat extreem gesteld: iemand die meent dat onderwijs er voor is om kinderen op te leiden tot mensen die een zo groot mogelijke economische bijdrage leveren heeft naar mijn mening behoefte aan ander onderwijs die iemand die vindt dat onderwijs er voor moet zijn om iedereen gelijke kansen te geven of zelfs om actief gelijkheid te bevorderen of iemand die meent dat onderwijs vooral Bildung zou moeten zijn. Bij al die aspecten van onderwijs kan de kwaliteit zeer uiteenlopen en ik meen dat we bij BON ongeacht de doelstellingen of maatschappelijke opvattingen rond onderwijs moeten pleiten voor goede kwaliteit. Dat is waar we een duidelijke gezamenlijke agenda hebben. Gaan we het waarom erbij betrekken dan komen we op filosofische discussies die de concretisering alleen maar bemoeilijken en ons afleiden van waar het werkelijk om gaat.
G.E.: Onze ‘duidelijke gezamenlijke agenda’ is de kwaliteit van onderwijs verhogen. Inderdaad. Ik betrek daar geen vage filosofische discussies bij die concretisering zouden bemoeilijken, wees daar maar gerust op,1_1_2010 . Wel de zeer concrete – en in onze kring trouwens al lang beantwoorde – vraag waartoe de leraar onderwijst. Namelijk of hij/zij dat voor een toekomstideaal doet (rijk worden, een droom vervullen), met als onvermijdelijk gevolg dat hij/zij zich in dienst stelt van het monopolie van het marktgerichte denken, of dat hij/zij dat doet om in zijn onderwijs, het concrete leerboek, het concrete klaslokaal, een optimale leerstofkwaliteit te garanderen. Een leraar kan nog zo gekwalificeerd zijn op zijn/haar vakgebied, maar als hij/zij vervolgens geheel vrij is om te kiezen voor een zelfgekozen (daar heb je het weer) specialistisch onderwerp dan is de kans levensgroot dat niet kwaliteit van het gekozene bepalend is maar we weer terug bij af zijn. Ditmaal niet omdat het ego van de leerling voorop staat, maar het ego van de leraar. En uiteraard, diens ultieme, pure en oorspronkelijke motivatie. Om die reden, het kunnen trekken van een lijn door het hele onderwijs heen, zowel bij leerlingen, als leraren als lesboeken, zou het, zo is mijn redenatie, niet verkeerd zijn ons eens uit te spreken over hoe wij die begeerde kwaliteit nu eigenlijk in willen vullen. Anders, en nu speel ik met vuur, ik weet het, dreigt het ideaal van BON opgeofferd te worden aan datzelfde marktdenken dat het wil bestrijden. We kijken alleen nog maar naar de beloning van de leraar omdat we vergaten naar de inhoud van zijn onderwijs te kijken. En nogmaals, ik ben het daarin met Seger Weehuizen eens, het zou goed zijn aan de hand van zo’n discussie eens met zijn allen, bestuur incluis, te bezien welke invloed er eigenlijk van BON uitgaat, in politieke zin. Maar ik geef toe, dat is toch weer een wat ander onderwerp.