Wie was de vrijste denker, Erasmus, Spinoza of Multatuli?

Ingegeven @ ma 30-05-2011

Eergistermorgen vierde VPRO radio in OVT haar 85-jarig jubileum. Zij deed dat met een uitstekende discussie over drie beroemde vrijdenkers die de V representeerden uit haar naam: Erasmus, Spinoza, Multatuli. Wie was de belangrijkste van de drie? Die vraag zou aan het eind van het programma beantwoord worden door de specialisten aan de tafel en door het publiek. (Spinoza)

Maar wat een briljant idee om nu eens de grondleggers bij de kop te vatten! Wat een levendig programma werd het daardoor, en wat een inhoudelijk debat. (Wie was dat toch ook weer die dat idee van grondleggers lanceerde als didactische geschiedenismethode, nog niet zo lang geleden? En wie waren daar destijds ook weer de felste tegenstanders van? Zoals zij nog steeds tegenstanders zijn van het concept van een canon van de geschiedenis, waarin, och hemeltje, nu juist genoemde helden opgenomen zijn! Zoals elders op deze website al te lezen is, de helden zijn voor een elite. Stel je voor dat schoolkinderen zich voor het programma interesseerden, de volgende dag op school de discussie van de radio nog eens zouden voortzetten, je moet er niet aan denken.) U bespeurt sarcasme, toch is het bedoeld als loftuiting. Eindelijk een programma waarin iets wezenlijks geboden wordt. En hoe simpel: door vergelijking van de hoogste toppen.

Maar dan nu de denkfout waar de heren specialisten aan de tafel zich aan schuldig maakten. Het gaat bij alle drie de helden om bevrijding van de christelijke aanspraak op alleenrecht op de waarheid. Wie was de vrijste denker van de drie wat dat betreft? Natuurlijk, Spinoza, want die heeft uiteengezet dat God hetzelfde is als de natuur en dat een godsdienst niet een staat mag leiden. Als dat niet vrijgevochten is voor de christelijke oren van destijds, wat dan nog wel? Daarbij vergeleken verbleekt Erasmus, met zijn vele loyaliteitsbewijzen naar de christelijke leer. Alleen De lof der zotheid heeft iets van kritiek in zich (voor hoe onjuist dit is, zie verderop), en dat is ook nog ironie.
De megafout die hier gemaakt wordt heeft te maken met de Middeleeuwen, en de pertinente weigering van historici daar inzicht in te willen hebben. Duizend jaar van spanningen om dat ene, meest gehate h-woord uit te bannen, draconische discriminatiewetten, afgekondigd in de Codex Justinianus om alle elementen te verwijderen van niet-katholieke herkomst, en dan vloeit dat meest gehate h-woord door de achterdeur weer binnen. De Arabieren blijken het Griekse erfgoed, vertaald en al, bewaard te hebben, en de beroemdste humanist, Erasmus, ontfermt zich er het actiefste over door dat te vertalen, drukken en verspreiden met een ijver die zijn weerga niet kent. In elk der Griekse (en Romeinse) boeken staat het stijf van wat Spinoza theoretisch vastgesteld heeft: God is de natuur. Alleen, hij vergeet dat dat in feite neerkomt op het h-woord: heidendom.

Door zich in te lijven in het katholieke denken van zijn tijd heeft juist Erasmus de verspreider kunnen zijn van een op de natuur geënte levensleer en onderzoekshouding, die wat hem betrof uitdrukkelijk naast, niet tegenover de christelijke leer moest staan (met als zijn grote voorbeeld Hiëronymus). Zo heeft de geleerde sluwaard voor een onderwijs (voor een elite, in het Latijn, allemaal waar, maar weer: verander maar eens wat eeuwenlange canonieke wet geweest is) gezorgd in heel Europa, gestoeld op de ideeën uit de Grieks-Romeinse Oudheid. Heidense ideeën dus. Ideeën vol met goden, ironie en tolerantie, en een rationaliteit waar we nog steeds ons voordeel mee doen. Gehouden naast de Ethica en meer andere zelden gelezen boeken van Spinoza, gehouden naast Multatuli, die God afwees maar verder zijn kritiek beperkte tot de ethische verbetering van Nederlands koloniaal beleid, komt Erasmus de eer toe voorman te zijn geweest van een onderwijzersgilde dat met een enorme, voor ons niet voor te stellen tegendruk de geest van heel Europa lichter, vrijer, nieuwsgieriger en vooral kunstzinniger wist te maken met klassieke leerboeken voor het onderwijs. En bovendien hebben beide latere helden in niet geringe mate hun voordeel gedaan met wat Erasmus had gegrondvest: onderwijs met de kwaliteit van de klassieken.

In mijn proefschrift, Clio’s kerstening, heb ik de helft van een hoofdstuk gewijd aan de Antibarbari van Erasmus, een boek dat destijds veel opschudding veroorzaakte. Geen der discussianten scheen het boek te kennen. Toch wordt daarin het grootste feilen van de Kerk aan de kaak gesteld: haar eeuwenlange weigering om voor het genoemde onderwijs zorg te dragen, dat dus de kritiek doorstaan kan van het beste dat de Oudheid had geboden.

Het VPRO programma heeft iets bij me losgemaakt. De enige kritiek die ik het christendom bij nader inzien toedicht is niet wat het is, maar wat het niet is: heidendom. Door heidendom, en daarmee natuur- en voorouderverering, te verbannen uit het collectieve bewustzijn en – geweten hebben we ons aan hogere, abstracte idealen overgeleverd en weten we de weg niet terug te vinden naar natuur en voorouders. Dat dat totalitarisme inhoudt, collectieve hersenspoeling en het absoluut onvrije in het mens-zijn, misschien bieden de Moslims ons een bruggetje om t.z.t. eens terug te kijken in de eigen keuken van weleer. Dat dat geen kwaad kan zei ik al eens vaker.